Terecht heeft de gemeente twee broers een dwangsom van tien mille opgelegd omdat zij in het bezit waren van inbrekersgereedschap en was te vrezen voor de zoveelste diefstal in Amstelveen. In een door een van de twee aangetekend hoger beroep om die dwangsom te betwisten, gaf de Raad van State de gemeente gelijk.
Dat had eerder de Amsterdamse rechtbank al gedaan, maar volgens de oudste van het duo ten onrechte. Die voerde ter verdediging bij monde van advocaat mr. K.H. Zonneveld onder meer aan dat zijn jongere broer de tas droeg, waarin volgens de door een wijkbewoner gewaarschuwde politie bij fouillering een slotentrekker, steeksleutel, schroevendraaier met boorschroef en bouwsleutel vond. Typisch inbrekersgereedschap, constateerde de Raad van State, na de Amsterdamse rechter.
Jonge criminelen
Het gebeurde allemaal in februari 2018, toen de twee Amsterdammers een merkwaardige – en bij de wijkbewoner opvallende – route namen en bij diverse huizen stil stonden om die goed te bekijken. Dat leidde tot het waarschuwen van de politie. De twee stonden in Amsterdam op de Top 400 lijst van jonge criminelen. “Ik zie deze uitspraak als een steun in de rug”, zegt wethouder Herbert Raat van Handhaving, die ook wijst op de vermindering met 34% van diefstallen door ex-politiemensen aan een team van handhavers toe te voegen.
Bromfiets
De advocaat van de oudste van de twee voerde aan dat er geen strafbaar feit was gepleegd en hij ten onrechte op de op de Top 400 lijst van de Amsterdamse burgemeester was terecht gekomen, omdat hij nooit eerder iets had gedaan. Maar dat sprak de rechter tegen. De twee hadden bijvoorbeeld samen een bromfiets gestolen. Bovendien staat in de APV van Amstelveen dat het bij zich hebben van inbrekersgereedschap strafbaar is en leidt tot de dwangsom.
Het college legde een last onder dwangsom op, die inhoudt dat de betrokkene geen overtredingen van artikel 2:44, eerste lid, van de APV mag begaan. Doet hij dat toch, dan moet hij per overtreding een bedrag van € 2.500 betalen met een maximum van € 10.000.
Bewust
“Gezien de voorwerpen die zijn aangetroffen en het feit dat zij vaker samenwerken met betrekking tot criminele activiteiten, is het aannemelijk dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking”, oordeelde RvS die het dus met het aangevochten vonnis van de Amsterdamse rechter eens was. Dat hij de tas niet droeg, deed volgens de RvS niet ter zake, omdat kan worden aangenomen dat hij wist wat zijn jongere broer, met wie hij vaker op het dievenpad was geweest, vervoerde. Bovendien zeiden beiden niet wat zij in de Amstelveense wijk deden. Ook sprak de RvS tegen dat de appellant, zoals hij zei, niet eerder is vervolgd. Hij bleek te zijn veroordeeld voor vermogensdelicten, wat hij ook toegaf.