Voormalig Stadsdichter Koos Hagen droeg tijdens het benefietconcert voor de Urbanuskerk in de schouwburg als eerste bisschop Urbanus het volgende gedicht voor:
Ik woon hoog in de torenspits
waar ik bij heldere nacht de maan kus.
Niet bang voor storm of bliksemflits,
zo waar ik heet Janus Urbanus.
15 september, remember, remember!
Hoe heeft uw bisschop toen gefaald!
Een blinde met dovemansoren
die lag te suffen in zijn toren.
Ach! Bovenkerk heeft duur betaald!
Die avond heb ik het verbruid;
had ik dat uur niet moeten waken?
Hoe kon ik zo mijn plicht verzaken,
had ik de noodklok maar geluid!
Ik kroop weg, was verlamd van schrik,
durfde het vuur niet te verstoren.
Een brandweerman redde de toren
hij was de ware held – niet ik.
U snapt hoe ik als kerkvorst baal.
Ik heb geen recht meer hier te preken,
maar wil met heel mijn hart u smeken:
gooi uw geld in de offerschaal.
Mijn toren staat nog aan de Poel;
signaal dat wij niet blijven rouwen
maar Cuypers kerk zullen herbouwen,
dus vrienden, steunt het goede doel!
Vandaag beseft heel Amstelveen:
de torenspits die ik bewoon
is wel ons ultieme icoon,
maar ach! Hij staat daar zo alleen.
Bovenkerkers, Amstelveners,
wordt vandaag mijn hulpverleners,
dan klaren wij de klus tezamen
en zo herrijst Urbanus – Amen!
FOTO: amstelveenweb.com
Weer een leuk gedicht, wat wel past in deze tijd.