Eindelijk. Dat was eigenlijk de boodschap die overkwam uit der onthulling door burgemeester Tjapko Poppens van het monument voor de 166 Joden die uit Amstelveen werden gedeporteerd een nooit meer terug kwamen (foto). Bij het monument in het Broersepark voor de gevallenen, waar jaarlijks de 4 mei-herdenking plaat vindt gaat het om 26 Amstelveners, die als verzetshelden omkwamen, zei de Joodse David Serphos.
Maar 75 jaar na de bevrijding van Wereldoorlog II was er nog steeds geen plaats van herdenken voor de meerderheid der vermoorden uit Amstelveen, zoals nu gerealiseerd bij Prins Bernhardlaan, op de hoek van de Amsterdamseweg, ongeveer bij de voormalige Kweekschool van het Leger des Heils. Hun namen staan erop en werden tijdens de ceremonie t.g.v. de onthulling voorgelezen door respectievelijk scheidend voorzitter van Amstelveen Oranje, Julie Weijers en voormalig kinderburgemeester Jara Zurr. Het ensemble Luvenes van de MDA speelde Prayer van Ernst Bloch (met Alma Vermeulen als soliste) en een thema uit de film Schindler’s List (solist Emanuel Drop).
Boven tafel
Eigenlijk verbaasde het de vorige burgemeester Mirjam van ’t Veld dat er voor de geporteerde Joden geen monument was. Zij sprak erover met Amstelveen Oranje, zei Hugo van de Kooij van die organisatie en zo werd het project ‘Nooit meer teruggekomen’, zoals ook het monument heet, geboren. Ook getuigenissen van overlevenden, wetenschappelijk onderzoek en educatie horen daartoe. “De jeugd moet straks boven tafel houden wat er is gebeurd en nog kan gebeuren”, zei Kooij.
Onze eigen straat
Burgemeester Poppens herinnerde er aan dat Joden destijds steeds meer uit het openbare leven verdwenen, terwijl de meeste Amstelveners en Nederlanders weg keken, zoals ook Koning Willem Alexander zei, die met instemming door Poppens werd geciteerd. “Het gebeurde onder onze neus, in onze eigen straat.” De onthulling past in het programma dat de gemeente de laatste jaren, onder aanvoering van wethouder Herbert Raat, heeft ontwikkeld. Daarvoor kwam overigens veel lof van de betrokkenen. Als het om herdenken, het oprichten van monumenten en erfgoed gaat, is de gemeente blijkbaar niets teveel. “Dat maken we in andere gemeenten, waar het geld uit voornamelijk particuliere bronnen moet komen, wel anders mee”, luidde een Joods commentaar. “In Amstelveen is geen plaats voor discriminatie”, wist Poppens.
Op scholen verbannen
Maar intussen liet het destijds dunner bevolkte Amstelveen Joden uit het midden van die samenleving deporteren of verbannen naar onderduikadressen. En op de basisscholen waren Joodse kinderen niet langer welkom. Zij kregen nog enige tijd onderwijs in de vorig jaar aangekochte ‘kleine sjoel’ aan de Randwijcklaan, tot ook daar de gruwel om zich heen greep.
Het was heerste rond de Joden een angstwekkende stilte, zoals Kees Koot ook in een gedicht zei. Waarna Sacha van Ravenswade ‘El Male Rachamim’, het Hebreeuwse gebed voor de zielenrust van de omgekomenen zong. “U hebt met de onthulling vandaag een omissie hersteld”, voegde Kooij de burgemeester toe.
Briefje
Piet Cohen, die het monument ontwierp, waarop behalve de 166 namen van nooit meer teruggekeerden ook een replica van een uit de trein naar de vernietigingskampen gegooid briefje is te vinden, maakte zelf als kind op een onderduikadres de oorlog mee. Maar de holocaust blijkt een zwart gat in onze geschiedenis, zei de burgemeester, de koning citerend. Ook in de naoorlogse tijd dacht, behalve een enkel overgebleven Joods gezin, eigenlijk niemand meer aan degenen die waren weggevoerd. Men had het, ook in Amstelveen, te druk met de voortgang in de vaart der volkeren…