De tentoonstelling ‘Otto B. de Kat en tijdgenoten’  is van vrijdag 4 oktober tot en met zondag 6 april (2025) te zien in Museum JAN. De expositie biedt een overzicht in  hoogtepunten van De Kats schilderkunst. Zijn tijdgenoten in de vorige eeuw waren onder meer Jeanne Bieruma  Oosting, Wim Oepts, Kees Verwey en anderen.

Ook van hen wordt een selectie werken getoond; zij probeerden allen probeerden ‘de ziel der dingen’ vast te  leggen, dus Kats werk wordt in breder perspectief geplaatst.

Zeggingskracht

Schilderijen van onder anderen Jeanne Bieruma Oosting, Johan  Buning en Kees Verwey laten zien dat De Kat weliswaar een eigen  gezicht had, maar tegelijkertijd deel uitmaakte van een grotere  beweging. Terwijl Nederlandse avant-gardisten in een permanente  staat van revolutie verkeerden, vormde het werk van De Kat en de  zijnen een even sterke als constante onderstroom. Losgezongen van  tijd en plaats bezit deze kunst een universele zeggingskracht, die de  hedendaagse kijker onverminderd inspireert en ontroert.

Bezonken bezieling

“Hij kan wachten”, zo karakteriseerde kunsthistoricus Hans Jaffé in 1972 de Haarlemse schilder Otto B. de Kat (1907-1995). In tegenstelling  tot zowel de impressionisten als de expressionisten, die snel en  spontaan werkten, bleef De Kat net zo lang wikken en wegen tot hij  het wezenlijke van wat hij om zich heen zag op zijn doek terugvond. Daarbij was het hem niet te doen om ongewone of spectaculaire zaken.

Hij schilderde juist die onderwerpen waarmee hij zich door de  dagelijkse omgang ten diepste verbonden voelde: Een gedekte tafel, een interieur met fauteuil, het uitzicht op een polder in Noord-Holland of een heuvellandschap in de Auvergne. In plaats van een vluchtige indruk of emotionele weerslag tonen De Kats schilderijen een wereld  van bezonken bezieling, waarin geen tijd lijkt te bestaan. Precies die  sfeer van tijdloosheid zorgt ervoor dat zijn werk ook tegenwoordig nog  een grote en zelfs weer groeiende groep liefhebbers aan zich weet te binden. In een samenleving die steeds hectischer en onzekerder wordt,  is de schilderkunst van De Kat een welkom baken van onverstoorbaarheid.

Eigen weg

Otto B. de Kat werd opgeleid aan de kunstnijverheidsschool in Haarlem  en de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Eind jaren twintig ging hij naar Parijs om kennis te nemen van het modernisme,  zonder zich er volledig aan over te geven. Van begin af aan toonde De  Kat zich bedachtzaam en liet hij zich alleen beïnvloeden door  ontwikkelingen die bij hem pasten. Zijn verblijf in het Belgische  Ukkel bij Brussel, van 1937 tot 1940, kenmerkt zijn behoefte om in de  luwte zijn eigen weg te zoeken. Indrukken die hij opdeed in zijn directe  omgeving of tijdens reizen werden in de beslotenheid van het atelier verwerkt tot gelaagde schilderijen in gedempte, vaak familiare kleuren.

Cobra

Het naoorlogse ‘wilde schilderen’ van Cobra liet hij links liggen, net als  de informele en conceptuele kunst van daarna. Zijn voorbeelden waren  Franse meesters als Pierre Bonnard, Édouard Vuillard, Albert Marquet  en later ook Nicolas de Staël. Pendelend tussen Amsterdam en zijn tweede huis in Frankrijk bouwde De Kat aan een oeuvre dat gestaag  uitgroeide tot een hechte synthese van de Franse en Hollandse school. De stemmige polders die hij aan het eind van zijn leven in NoordHolland schilderde, behoren tot zijn beste werk. Bij deze tentoonstelling verschijnt de catalogus ‘Otto B. de Kat en tijdgenoten  – Bezonken  bezieling’ uitgegeven door Waanders Uitgevers, geschreven door gastconservator Feico Hoekstra, mede mogelijk gemaakt door de Stichting Otto B. de Kat.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.